Landbouwhuisdieren zijn dieren die voor productiedoeleinden gehouden worden, het zijn dieren van nut. Denk hierbij aan de productie van melk, vlees, of eieren. Landbouwhuisdieren kunnen ook voor niet-eetbare produkten worden gehouden, zoals voor wol, veren of trekkracht. Het houden van dieren begint met de grote vraag ‘welk dier past bij mij en mijn boerderij?’
Het ras dat past
Binnen de landbouwhuisdieren onderscheiden we veel verschillende rassen die door de eeuwen heen zijn gevormd en inmiddels een onderdeel vormen van ons levend cultureel erfgoed. Belangrijk om rekening mee te houden bij de keuze van een diersoort of ras is het besef dat verschillende rassen verschillende kenmerken hebben die of een bepaald type product kunnen maken, of die ze erg geschikt maakt voor een bepaald type omgeving.
De Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH) zet zich in voor het behoud van de oorspronkelijke Nederlandse landbouwhuisdierrassen. Ter ondersteuning bij het proces van rassenkeuze ontwierp de stichting ‘de zeldzame huisdierwijzer‘ om via een paar vragen erachter te komen welk ras het beste bij je past. Op de website van de SZH vind je per ras meer specifieke rasinformatie en een doorverwijzing naar het stamboek of de rasvereniging of speciaalclub.
Wet- en regelgeving bij het houden van landbouwhuisdieren
In de Wet dieren staat de intrinsieke waarde van het dier centraal. Dit betekent dat dieren een eigen waarde hebben. De Wet dieren bestaat uit de volgende besluiten en regelingen:
- Besluit en Regeling diergeneesmiddelen
- Besluit en Regeling diervoeders
- Besluit en Regeling dierlijke producten
- Besluit en Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
- Besluit en Regeling houders van dieren
- Besluit en Regeling diergeneeskundigen
In het Besluit houders van dieren staan algemene regels over hoe je dieren moet houden en verzorgen. Deze algemene regels gelden voor alle dieren. Daarnaast zijn er ook specifieke regels voor productiedieren, bv https://www.nvwa.nl/onderwerpen/runderen/regels-voor-rundveehouders
Identificatie en Registratie
Bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) registreer je je dieren in een centrale database en meldt daarna gebeurtenissen als geboorte, sterfte of verplaatsing. Deze identificatie en registratie (I&R) van dieren wordt gedaan om bij een besmettelijke ziekte de dieren en hun plaats van herkomst snel te traceren.
Je hebt altijd een UBN (uniek nummer voor iedere locatie) nodig als je runderen, varkens, schapen of geiten houdt. Voor paardachtigen heb je een UBN nodig als ze daar normaal langer dan 30 dagen blijven. Voor konijnen, pluimvee en huisdieren heb je alleen een UBN nodig als je deze dieren bedrijfsmatig houdt. Je registreert dan de locatie van waaruit je activiteit uitoefent, deze locatie krijgt dan een UBN.
Oornummers / dieridentificatie
Alle runderen in Nederland moeten twee goedgekeurde gele oormerken hebben. Op een rundermerk staat veel informatie. Veel van deze gegevens moet je bij een melding in I&R invoeren. Er staat een Landcode, Levensnummer, in het groot een Werknummer, een controlegetal en een barcode op. Binnen 3 werkdagen nadat een kalf is geboren breng je als houder de twee merken aan. Meld het kalf daarna met een Geboortemelding in I&R.
Als je schapen of geiten houdt moet je zorgen voor een goede identificatie. Alle schapen en geiten in Nederland moeten twee identificatiemiddelen hebben. Bij méér dan 50 melkgeiten breng je binnen 7 kalenderdagen na de geboorte van een geit een merk aan. Ben je schapenhouder of houder van overige geiten? Dan breng je binnen 6 maanden na de geboorte een merk aan. Verlaat het dier eerder de locatie? Breng dan voordat ze weg gaan een merk aan. Heeft een schaap of geit een merk verloren, dan moet je zo snel mogelijk weer een merk aanbrengen.
Bij varkens breng je een oormerk in een week na het spenen of uiterlijk 3 maanden na de geboorte. Verlaat een big eerder de locatie? Dan moet je eerder een oormerk aanbrengen. Voor raszuivere en hybride varkens met een inschrijving in een stamboek is een tatoeage ook voldoende. Voordat een varken naar de slacht kan, krijgt het – naast het gewone oormerk – eerst een slachtmerk. Op het slachtmerk staat het UBN van de locatie waar het varken het laatst is geweest.
Vervoeren van levende dieren en afvoeren van kadavers
Op de website van de NVWA wordt meer uitgelegd over de regels die gelden voor het vervoer van levende dieren. Het afvoeren van kadavers gebeurt in Nederland door destructiebedrijf Rendac, hierover lees je meer op de website van NVWA ‘wat te doen bij verwijderen van kadavers / dode landbouwhuisdieren en hobbydieren’